Financieringsbehoefte / EMU-saldo
Decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen) zijn zowel bij hun begroting als bij hun jaarrekening verplicht om een EMU-saldo te berekenen. Het EMU-saldo heeft het karakter van een resultaatbepaling op kasbasis. Om die reden geeft de uitkomst van het EMU-saldo een goede richting in de gemeentelijke financieringsbehoefte: een negatief EMU-saldo duidt op een aanvullende financieringsbehoefte.
Jaarlijks worden in de Septembercirculaire van het Gemeentefonds voor alle gemeenten zogenoemde individuele referentiewaarden berekend. Dit betreft een richtwaarde voor het maximaal portie tekort dat een gemeente zou mogen hebben. Ten tijde van het opstellen van de Programmabegroting was deze circulaire nog niet beschikbaar. Er is geen reden om aan te nemen dat de referentiewaarde sterk zal afwijken van het voor 2022 vastgestelde bedrag van 59,4 miljoen euro.
Tabel 1 EMU-saldo 2021 – 2024
x € 1.000.000 | ||||
Gerealiseerd 2021 | Geactualiseerde Raming 2022 | Raming 2023 | Raming 2024 | |
EMU-saldo (minteken = tekort) | -73,3 | -203,9 | -175,5 | -61,4 |
Gemeentelijke referentiewaarde | -52,5 | -59,4 | -59,4 | -59,4 |
Afwijking (minteken = overschrijding) | -20,8 | -144,5 | -116,1 | -2,0 |
Voor een nadere specificatie van de belangrijkste posten die tezamen het EMU-saldo vormen wordt verwezen naar de bijlage EMU-saldo . Uit die bijlage blijkt dat verwachte investeringsuitgaven een belangrijke rol spelen bij deze uitkomsten. Ten aanzien hiervan wordt opgemerkt dat een investeringsplanning altijd enige onzekerheidsmarge kent. Dit heeft te maken met de grote aantallen projecten waarvan zowel de omvang van de uitgaven als het kasritme daarvan over de jaren heen soms moeilijk zijn in te schatten. De afgelopen jaren is gebleken dat de realisatie van investeringsuitgaven vaak achterbleef bij de verwachting. In overleg met de organisatieonderdelen wordt getracht om in financiële termen telkens tot een zo nauwkeurig mogelijke investeringsplanning te komen.
Een negatief EMU-saldo leidt wel tot het oplopen van de gemeentelijke schuldquote. Voor een meerjarige doorkijk op de schuldquote wordt verwezen naar de Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing .
Afgezien het effect op de schuldquote hebben de in tabel 1 berekende overschrijdingen slechts een signaalfunctie. Weliswaar is in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) een sanctiemechanisme voorzien indien de EMU-norm structureel wordt overschreden, maar het is van belang te onderstrepen dat dergelijke sancties alleen, achteraf, aan werkelijke uitkomsten op landelijk niveau verbonden zijn en niet aan verwachtingen zoals becijferd in begrotingen van individuele gemeenten. In de afgelopen jaren vertoonde het EMU-saldo van onze gemeente achteraf telkens een positievere uitkomst dan geraamd.
Schuldpositie en -ontwikkeling
Net als veel andere groeigemeenten in Nederland investeert Utrecht flink in haar stad en bij het ontbreken van eigen middelen zal zij daar dus geld voor moeten lenen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen. In feite verplaatst de gemeente door te lenen de aanschafkosten van de investering naar de toekomstige gebruikers. De toekomstige aflossingen op en rentebetalingen over de lening moeten immers uit toekomstige inkomsten worden opgebracht. Hierdoor drukken de kosten op de toekomstige bewoners. Het zijn echter ook deze toekomstige bewoners die profijt hebben van de betreffende investeringen.
Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden en hoe minder de gemeente aan andere publieke voorzieningen kan besteden. Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen, waarover verderop in deze paragraaf meer.
Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen worden genoemd:
- De bruto gevestigde schuld
Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering. - EMU-schuld
De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van medeoverheden zijn opgenomen. - Netto schuld
Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie voor de opbouw van de netto schuld tabel 3.
Dit schuldbegrip maakt onderdeel uit van de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 4, kengetal 1)
Opgenomen en op te nemen financiering
Vooral op grond van de EMU-uitkomsten in tabel 1 worden voor 2023 en 2024 aanvullende financieringsbehoeftes verwacht van respectievelijk 169 en 59 miljoen euro. Deze bedragen komen in tabel 2 tot uitdrukking in de toename van het saldo langlopende leningen.
Op renteswaps wordt zowel in 2023 als in 2024 een bedrag van 5 miljoen euro regulier afgelost.
In 2023 lopen vier leningen af voor een totaalbedrag van 65 miljoen euro en in 2024 twee leningen voor een totaalbedrag van 70 miljoen euro. Gelet op de voor 2023 en 2024 verwachte negatieve EMU-saldi zullen al deze leningen geherfinancierd moeten worden. Herfinanciering heeft een neutraal effect op de gemeenteschuld.
In onderstaande tabel is het verwachte verloop weergegeven van de bruto gevestigde schuld en, daarvan afgeleid, de EMU-schuld. De in deze tabel voor 2023 en 2024 opgenomen bedragen aan kortlopende leningen zijn gebaseerd op een circa 75 procents benutting van de gemeentelijke kasgeldlimiet.
Tabel 2 Verwacht verloop leningenportefeuille en EMU-schuld tot en met eind 2024
x € 1.000.000 | ||||
Soort | Ultimo 2021 | Raming ultimo 2022 | Raming ultimo 2023 | Raming ultimo 2024 |
Onderhandse leningen | 350,0 | 627,0 | 806,0 | 910,0 |
Medium Term Notes (MTN's) | 140,0 | 171,0 | 161,0 | 116,0 |
Renteswaps (derivaten) | 288,0 | 283,0 | 278,0 | 273,0 |
Subtotaal langlopende leningen | 778,0 | 1.081,0 | 1.245,0 | 1.299,0 |
Kortlopende leningen | 105,5 | 100,0 | 110,0 | 115,0 |
Bruto gevestigde schuld | 883,5 | 1.181,0 | 1.355,0 | 1.414,0 |
Minus: waarvan opgenomen van medeoverheden | 20,0 | 20,0 | 0,0 | 0,0 |
EMU-schuld | 863,5 | 1.161,0 | 1.355,0 | 1.414,0 |
Netto schuld
De opbouw en het verwachte verloop van de netto schuld kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 3 Verwacht verloop netto schuld tot en met eind 2024
x € 1.000.000 | |||||
Soort | Ultimo 2021 conform jaarrekening | Raming ultimo 2022 | Raming ultimo 2023 | Raming ultimo 2024 | |
Bruto gevestigde schuld | 883,5 | 1.181,0 | 1.355,0 | 1.414,0 | |
Plus: | 284,1 | 204,2 | 203.8 | 204,2 | |
Minus: | -190,2 | -203,3 | -203,3 | -203,3 | |
Netto schuld | 977,4 | 1.181,9 | 1.355,5 | 1.414,8 |
Uit deze tabel komt naar voren dat de netto schuld over de periode van eind 2021 tot en met eind 2024 naar verwachting met circa 442 miljoen euro toeneemt. Dit houdt sterk verband met de uitkomsten van de EMU-saldi over die periode (zie tabel 1 en ook de bijlage EMU-saldo bij deze Programmabegroting).
Interne schuldnormering
In 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet hoe wij de gemeentelijke schuld willen beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Daarnaast is in het Coalitieakkoord 2022-2026 afgesproken dat de netto schuldquote niet hoger mag zijn dan 130%. Dit leidt tot het volgende beeld:
Tabel 4 Interne schuldnormering voor 2023
Kengetal | Eenheid | Norm 2023 | Raming 2023 |
---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = | percentage | 130% | 80,0% |
2. Interne risiconorm = | miljoen euro | 108,1 | 70,0 |
3. Netto rentelasten in % van de exploitatielasten | percentage | 4,0% | 1,2% |
4. EMU-referentiewaarde | miljoen euro | -59,4 (1) | -175,5 |
(1) Minteken = (geraamd) tekort; met betrekking tot het normbedrag zie ook tabel 1 en de toelichting daarbij.
Uit voorgaande tabel blijkt dat wij naar verwachting in 2023 binnen de meeste intern bepaalde normen zullen opereren, dit met uitzondering van de geraamde uitkomst van het gemeentelijke EMU-saldo.
In meerjarig perspectief verwachten wij een verder oplopende schuldquote. Dit hangt samen met de ambitie om de komende jaren veel te investeren in de stad.
Kengetallen BBV
Op grond van het Besluit begroting en verantwoording (BBV) dienen enkele (schuld)kengetallen te worden opgenomen voor het begrotingsjaar en voor de drie daarop volgende jaren. Dit ter bevordering van onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten. Vanuit de financieringsfunctie zijn dit:
· Netto schuld
· Netto schuld gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
· Solvabiliteit
Het verwachte verloop van deze kengetallen is opgenomen in de Paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing . Daarnaar wordt dan ook verwezen.
Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd.
In onderstaande tabel is het financieringsresultaat becijferd aan de hand van het rekenschema zoals voorgeschreven vanuit BBV.
Opgemerkt wordt dat de benodigde financieel-administratieve aanpassing van de omslagrente van 2% naar 1,5% nog doorgevoerd moet worden. Dit betekent dat in onderstaande tabel de onderdelen d en e nog aangepast worden. Deze aanpassing zal leiden tot een verlaging van het renteresultaat. Intern is deze rentecomponent budgetneutraal, omdat de kapitaallastenbudgetten voor eenzelfde bedrag verlaagd worden.
Tabel 5 Financieringsresultaat
x € 1.000 | |||||
Omschrijving | Raming 2022 | Raming 2023 | |||
a. Externe rentelasten lange en korte financiering | 21.776 | 21.109 | |||
b. Externe rentebaten | 162 | 149 | |||
Saldo externe rentebaten en -lasten | 21.614 | 20.960 | |||
c1. Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend | -481 | -155 | |||
c2. Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | |||
c3. Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | |||
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 21.133 | 20.805 | |||
d1. Rente over eigen vermogen | 6.380 | 6.200 | |||
d2. Rente over voorzieningen | 1.400 | 1.400 | |||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 28.913 | 28.405 | |||
e. De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 35.005 | 35.793 | |||
Renteresultaat op het taakveld Treasury (financieringsresultaat) | 6.092 | 7.388 |
Bij de meerjarenraming is voor (her)financiering uitgegaan van de volgende renteniveaus:
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | ||
Lange rente | 2,50% | 3,00% | 3,50% | 3,50% | |
Korte rente | 0,00% | 0,50% | 1,00% | 1,00% |
Een positief renteresultaat betekent dat de rente die intern aan investeringen wordt toegerekend hoger is dan het totaal aan in- en externe rentelasten. Het renteresultaat maakt onderdeel uit van het programma Algemene Middelen.